
Bediening
26
Br
andgevaar!
Houd toezicht op de kookplaat als
de
ze in gebruik is!
Houdt u er rekening mee dat de op‐
warmtijd bij inductiekookplaten veel
korter is dan bij gewone kookplaten.
Inschakelen
T
ip de - sensortoets aan.
Alle sensortoetsen lichten op. Als u
daarna geen waarden invoert, wordt de
kookplaat om veiligheidsredenen na en‐
kele seconden weer uitgeschakeld.
Vermogensstand instellen/
wijzigen
Een kookzone is niet actief wanneer al‐
le
en de sensortoets van het betreffen‐
de bedieningspaneel brandt.
Om een k
ookzone te activeren, raakt
u de sensortoets op het betreffende
bedieningspaneel aan.
Alle sensortoetsen lichten op.
Raak de sensor
toets van de ge‐
wenste vermogensstand op het be‐
treffende bedieningspaneel aan.
Uitschakelen
Om een k
ookzone uit te schakelen,
raakt u de sensortoets op het be‐
treffende bedieningspaneel aan.
Om de
kookplaat en daarmee alle
kookzones uit te schakelen raakt u de
sensortoets aan.
Restwarmte-indicator
Als een kookzone heet is, branden na
het uitsch
akelen de restwarmte-indica‐
ties en de sensortoets op het betref‐
fende bedieningspaneel.
De streepjes van de restwarmte-indica‐
tie ver
dwijnen één voor één als de
kookzone afkoelt. Als het laatste
streepje verdwijnt, dooft ook de sensor‐
toets .
De restwarmte-indicaties knipperen
als er een stroomonderbreking op‐
treedt tijdens gebruik of wanneer er
nog restwarmte is of als u de pro‐
grammering heeft geopend terwijl er
nog restwarmte is.
V
erbrandingsgevaar! Raak de
kookzones niet aan als de restwarm‐
te-indicatie nog brandt.
Kommentare zu diesen Handbüchern